hockeynonnen

Uit het boek ‘115 jaar Nederland hockeyland’uit 2013:

Hockeybabes als toegewijde nonnen van ‘goed’ naar ‘goud’

Oranje rekent in 2008 tijdens Olympische Spelen van Peking met herboren bondscoach Marc Lammers en nieuw begeleidingsteam eindelijk af met tweede-plaats-syndroomMarc Lammers vreesde na de Olympische Spelen van Athene in 2004 dat hij vanwege ‘goudgebrek’ ontslagen zou worden. Bondsvoorzitter André Bolhuis had zelfs al een opvolger in gedachten. Toch gaf hij de coach nog vier jaar de kans. Letterlijk en figuurlijk een gouden greep. In Peking volbrachten de Oranje-vrouwen alsnog hun lange mars naar olympisch succes.

HENK VAN DER SLUIS

Het was een lastig evaluatiegesprek, voor André Bolhuis en al helemaal voor Marc Lammers. De bondsvoorzitter en de bondscoach zaten in Nieuwegein bij een kop koffie ongemakkelijk tegenover elkaar. Om te praten over het gemiste goud van Athene, de hoofdprijs waarnaar zo was gehunkerd en waarop zo was gerekend.

De eerste vraag van Bolhuis: ,,Marc, waarom zijn we wéér tweede geworden?’’

Het bleef niet lang stil en het antwoord verraste. Geen excuses over pech, slechte arbitrage of falende speelsters. Lammers: ,,Ik heb meneer Bolhuis eerlijk verteld dat het aan mij lag, dat ik als coach wel twintig fouten had gemaakt.’’

Doodziek was hij geweest van de nederlaag tegen Duitsland. Als favoriet met 2-1 de finale verliezen. ,,Ik heb een dag of drie gehuild. Ik dacht: ik kan het niet, ik stop ermee.’’

De ontwapenende biecht van Lammers, destijds nog maar een ‘jongetje’ van 35, verschafte ‘meneer’ Bolhuis nieuwe inzichten. En voorkwam een levenslang trauma bij de coach. ,,Ik stond op het punt om de Australiër Terry Walsh voor vier jaar aan te stellen. Hij had het als invaller voor de voortijdig vertrokken Joost Bellaart goed gedaan en de mannen in Athene naar olympisch zilver geleid. Maar toen ik merkte hoe kritisch Marc over zichzelf sprak, zei ik: Jij gaat nog vier jaar door.’’

Dat was verre van vanzelfsprekend. Veel internationals waren de jonge, emotionele ‘schoolmeester’ spuugzat. Bolhuis: ,,Ze zouden dolblij zijn geweest als ik Walsh had benoemd. Marc was als bondscoach behoorlijk pregnant aanwezig. Hij nam alles nogal zwaar en was soms zenuwachtiger dan zijn speelsters. Ik kan me voorstellen dat sommigen het zwaar vonden met hem.’’

Als coach moest hij veranderen, besefte Lammers. ,,Ik was destijds te veel de wijsneus en te dominant.’’ Bolhuis hielp hem bij die metamorfose door een keiharde voorwaarde te verbinden aan contractverlenging. ,,Je mag blijven, zei ik, maar je volledige begeleidingsteam moet weg. Dat was slikken voor Marc. Ik had al in 2002 tijdens de Champions Trophy in Macau met eigen ogen gezien dat het anders moest. Het was niet dramatisch, maar toch.’’

Dat werd hem helemaal duidelijk na de ontnuchterende tweede plaats in Athene. De hockeysters waren zo verongelijkt over de ‘ten onrechte’ verloren finale en zo in mineur, dat ze geen zin hadden in de traditionele huldiging door de fans. ,,Het ergerde mij enorm dat ze zich gedroegen als verwende kinderen. Ze vonden dat ze onderbedeeld waren. ’s Avonds heb ik ze bijna persoonlijk het podium van het Holland Heineken House op moeten schoppen,’’ verzucht Bolhuis.

Lammers kreeg na ‘Athene’ zelf ook in de gaten dat er veel moest veranderen, te beginnen bij het begeleidingsteam. ,,Bij de Spelen in 2004 bestond dat uit perfecte hockeycoaches, daadkrachtige maar relatief jonge en onervaren personen. Ze bemoeiden zich veel met elkaars taken, maar vulden elkaar nauwelijks aan. Wat ontbrak was voldoende empathie, ervaring en afwisseling. Vier jaar later was de gemiddelde leeftijd zo’n 25 jaar hoger, de sfeer was beter, iedereen nam zijn verantwoordelijkheid en ik werd vaker tegengesproken.’’

Zelf bleek de coach niet in staat te zijn die beoogde mix te vinden. ,,Logisch, want ik was een jonge trainer, kende vooral jonge mensen.’’ Bolhuis: ,,Hij daagde mij uit: Voor de mannen regel je alles, voor mij doe je niks. Heb ik Jan Albers gebeld. Met zijn drieën hebben wij vervolgens samen een evenwichtig begeleidingsteam samengesteld. Marc heeft veel aan Jan te danken.’’

Albers, als voorzitter de opvolger van Bolhuis na diens ‘promotie’ tot baas van NOC*NSF, was aanvankelijk zelf teammanager, voordat Sandra le Poole het overnam. Albers keek anders naar het team, hij had meer gezag. Miek van Geenhuizen, een speelster die er in Athene én Peking bij was: ,,Het was goed dat er andere ‘poppetjes’ kwamen. Albers, bijvoorbeeld, bekeek alles met een helicopterview en kon met zijn autoriteit Marc weerstaan. Fysiotherapeut Johannes Veen had een uitstekende band met de speelsters, hij lag goed in de groep.’’

Het oude begeleidingsteam verdween, de ‘falende’ Lammers bleef. Bolhuis had eerder de hand over zijn hart gehaald door hem in 1998, ondanks zijn contract als assistent van vrouwen-bondscoach Tom van ’t Hek, te laten vertrekken naar Spanje. Bolhuis: ,,Het kwam, zo kort voor het WK in Utrecht, slecht uit, toch zei ik tegen Marc: Ga jij maar aan de slag als bondscoach van de vrouwen in Spanje, dan kom je straks rijker bij ons terug.’’

Zo gebeurde na de Spelen van 2000. In Sydney kon Lammers met ‘zijn’ verrassende Spanje ternauwernood van het erepodium worden geweerd. Oranje was in de laatste, roerige dagen van bondscoach Tom van ’t Hek in de troostfinale te sterk en ontfermde zich zo over het brons.

,,Toen ik terugkwam in Nederland waren we ver weg van de top. In 1984 waren de vrouwen voor het eerst en het laatst olympisch kampioen geworden. En het was ook lang geleden dat we het WK hadden gewonnen. Australië was mijn grote voorbeeld. Ik keek naar Rick Charlesworth, de coach die alles won met zijn vrouwen. Zij trainden negen keer in de week, daar kwamen wij niet aan toe.’’

Hockey was in Nederland nog een amateursport. Marc Lammers de eerste fulltime bondscoach van Oranje, een van de vijf trainers die in het land volledig met de sport bezig waren. Hoog tijd voor professionalisering, oordeelde Lammers, weg met de vrijblijvendheid.

Topsporter word je niet van de ene op de andere dag, zo ondervonden de hockey-internationals. Tijdens een trainingsstage in Maleisië ontvouwde Lammers zijn ideeën, vooruitstrevende plannen. Moeizame discussies over het ‘vak’ topsporter. Trainen, rusten, eten, slapen, trainen… Zucht, daar moesten zijn speelsters eerlijk gezegd niet aan denken.

,,Er is meer dan sport, vier keer per week trainen is meer dan genoeg – dát was het algemene gevoel dat bij hen leefde. Ik heb ze stap voor stap het besef bijgebracht dat topsport iets is van 365 dagen per jaar en niet van vier dagen in de week,’’ vertelt Lammers over de cultuurschok die hij forceerde.

POP, hij introduceerde het Persoonlijke Ontwikkelings Plan. Iedere speelster kreeg een map met daarin informatie over de eigen ontplooiing, notities over directe tegenstanders. Later kreeg dat mapje met papieren steeds meer een digitaal karakter, kwamen er via internet videobeelden bij.

De naar perfectie neigende coach eiste van zijn speelsters dat ze zichzelf geregeld beoordeelden op het mentale, fysieke, technische, tactische en persoonlijke vlak. Vijftig punten in totaal. Onafhankelijk van die ‘score’ gaf Lammers zelf ook cijfers. Dan legden ze de lijstjes naast elkaar. De cijfers van speelsters en coach liepen nogal eens uiteen. ,,Je had iets om over te praten. Zo kweek je zelfinzicht, zelfvertrouwen, discipline. Het helpt je bewust te worden van een aantal zaken, zoals je leefstijl en of je openstaat voor veranderingen.’’

Het aantal trainingen ging geleidelijk omhoog van vier naar zes, van zes naar acht, van acht naar tien. Ondanks de aanvankelijke weerstand van speelsters én clubs. De verenigingen waren bang voor overtraindheid van hun beste hockeysters. Lammers ging het land in, liet de clubcoaches zien waarmee hij bezig was, sprak over zijn ‘gecontroleerde’ manier van trainen, met hartslagmeters onder begeleiding van inspanningsfysioloog Jos Geijsel. Langzaam verdampten de argumenten tegen zijn professionele aanpak.

In de aanloop naar ‘Athene’ wees alles erop dat Oranje groeide naar een gouden olympische climax: tweede, derde, opnieuw derde en eerste bij de Champions Trophy, tweede bij het WK en in het jaar voor de Spelen Europees kampioen. Wat kon er bij de gedoodverfde favoriet nog misgaan? Alles kon misgaan!

Marc Lammers trekt schuldbewust het boetekleed over zich heen. ,,Slechter dan de finale van de Spelen in Athene heb ik nooit gecoacht. Ik was emotioneel door het overlijden van mijn moeder. Ik lette te veel op de goede dingen van tegenstander, niet op de zwakke. Ik twijfelde over de te volgen tactiek. Aan de andere kant coachte ik te dominant. Vooraf zei ik: Hier hebben jullie vier jaar keihard voor getraind en naartoe geleefd. Fout, ik legde het team onnodig druk op. We moeten niet met 1-0 achter komen, hield ik ze voor, we kwámen met 1-0 achter. Ach, we waren zó goed en ik heb het er niet uitgehaald. Het doet nog steeds pijn.’’

De speelsters, stuk voor stuk technisch en tactisch begaafd, gingen ten onder aan een gebrek aan vertrouwen – in elkaar, in zichzelf, in de coach. Tijdens de rustdagen maakten ze gezellige uitstapjes in plaats van geconcentreerd door te trainen, zoals vier jaar later. Jos Geijsel, destijds in Peking na het succes: ,,Naar een finale toe moet je harder trainen. Ik noem dat het examenmodel. Op weg naar een examen moet je blokken, stampen en herhalen, zodat je er op het moment suprême klaar voor bent. Zo is het ook met sport.’’

In Athene verslapte het team na de moeizame zege-via-strafballen in de halve finale tegen Argentinië. De euforie, de emotie, de ontlading was te groot. Het ontging coach en speelsters niet dat de hockeybond al voorbereidingen trof voor een grootse ontvangst met de internationals die in 1984 in Los Angeles de vorige olympische titel hadden opgehaald. In sporttermen: de focus kon niet worden vastgehouden. Finalist Duitsland, in de poule nog met 4-1 weggedrukt, smeedde het goud wél toen het heet was.

En toen kwam op het bondsbureau in Nieuwegein dat gedenkwaardige onderhoud tussen de teleurgestelde Bolhuis en de lamgeslagen Lammers, met die door beiden niet voorziene uitkomst. Bolhuis: ,,Ik had in het verleden wel vaker moeilijke gesprekken gehad, met Maurits Hendriks, met Joost Bellaart… Die verdwenen. Het had nu ook die kant op kunnen gaan, ik had met Walsh al een alternatief, maar de volwassen manier waarop Marc naar zichzelf keek, gaf uiteindelijk de doorslag. Ik gaf hem veertien dagen bedenktijd; die had hij niet nodig.’’

Met een nieuw, vastberaden team om zich heen begon Lammers aan ‘de tweede ronde’. Herboren en met frisse inzichten, maar ook met zijn kenmerkende gedrevenheid, spiritualiteit en gevoel voor innovatie en perfectie. Zijn lijfspreuk: ,,Je moet blijven vernieuwen.’’

,,Ik heb meer verantwoordelijkheid bij de speelsters gelegd. Van directief ben ik meer vragend geworden. Tegen iedere speelster heb ik gezegd: Wat denk jij dat je moet doen om olympisch kampioen te worden? En niet meer gesproken over móeten winnen. We hebben ons meer gefocust op excelleren. Ik had bovendien genoeg van de ruzies, de verdeeldheid en de onderlinge strijd. Uiteindelijk waren de speelsters bereid elkaar volledig te accepteren en een deel van hun ego weg te cijferen voor het team. Alles bij elkaar heeft dat het verschil gemaakt tussen ‘goed’ en ‘goud’.’’

Met bondscoach Marc Lammers 2.0 eiste Oranje in 2005 het Europees kampioenschap op. En een jaar later, in Madrid, ook de wereldtitel. De documentaire Goud getuigt van die triomftocht. De vurig gewenste olympische hoofdprijs leek een kwestie van tijd.

Makkelijk gezegd, te makkelijk.

Want de schuchtere hockeymeisjes waren inmiddels zelfbewuste hockeybabes geworden. De eerste keer dat Niek Koppen langskwam met het verzoek de speelsters te mogen volgen voor een documentaire, was het antwoord: ,,Nee – want dan kan iedereen zien wat wij fout doen.’’ De tweede keer zeiden ze: ,,Ja – want dan kan iedereen zien wat wij goed doen.’’

Ze genoten van het succes en nog meer van alle aandacht. Paradeerden steeds vaker op de rode loper in plaats van te zwoegen op het groene of blauwe veld. Gala’s, feesten, interviews, fotoshoots, tv-optredens, commercials. ,,Op een bepaald moment belde een speelster dat ze wat later op de training kwam omdat ze nog een reclamespotje moest opnemen. Ze waren niet meer bezig zich te ontwikkelen als topsporter,’’ zo kijkt Lammers met afschuw terug op die periode. ,,Ik deed er zelf ook aan mee, gaf veel lezingen en presentaties. We richtten ons met z’n allen op de verkeerde zaken.’’

De documentaire Goud maakte veel los. Hoewel hij nog steeds vindt, dat het werk van Niek Koppen geen reëel beeld geeft en hij er zelf ‘als boze man’ slecht vanaf komt, ziet hij nu de voordelen. ,,Na een voorvertoning wilde ik wegblijven bij de première. Maar mijn vrouw vond de documentaire geweldig, ze herkende veel. Toen zijn we toch maar gegaan, samen. De vertoning van Goud is goed geweest voor de belangstelling voor het hockey. Misschien nog wel meer dan de successen. Je verkoopt geen sport maar een beleving.’’

De docu versterkte het zelfbewustzijn van zijn sterren, in een enkel geval te nadrukkelijk. Wat hij in die periode echt erg vond: zijn hockeysters wilden na het gewonnen WK niets meer veranderen. ,,Ze dachten dat ze te goed waren. Gemakzucht. Ik ging daar tegen in. Je moet blijven vernieuwen, juist als je succes hebt.’’

Tijdens het EK dat volgde in 2007, een jaar voor de Spelen, ontwaakten ze abrupt uit hun gouden WK-roes. Als ‘vanouds’: tweede. Au! Fatima Moreira de Melo, een van de sterren, was niet op haar best nadat ze een relatie van acht jaar had verbroken. En de excellente strafcornerspecialiste Maartje Paumen scheurde in de halve finale een knieband. De finale tegen Duitsland liep, na tien niet benutte ‘corners’, uit op een deceptie: 0-2.

Vlak voor het evenement laaide opeens een strijd op over de portretrechten van de hockeydiva’s. Deels werd die met veel kabaal uitgevochten in de media. De onderlinge verhoudingen kwamen onder druk te staan. De een wilde dit, de ander dat. Over tal van zaken waren geen goede afspraken gemaakt. Zo ontstonden irritaties. De selectie bungelde als los zand aan elkaar. Hoog tijd voor bezinning.

Van Geenhuizen: ,,Iedereen was er ziek van dat we naast de Europese titel grepen. Dat wilden wij, met het oog op de Spelen, niet nog eens laten gebeuren. Soms is het wel eens prettig om te verliezen, omdat je dan weer op scherp komt te staan, maar of zo’n dreun gunstig is geweest kun je alleen achteraf vaststellen.’’

Marc Lammers: ,,Na dat EK had iedereen wel ruzie met een ander. Ze spraken meer over dan met elkaar. Tijdens een trainingskamp in Oman wilde ik orde op zaken stellen. Sportpsycholoog Rico Schuijers speelde daar een rol bij, hij ging mee. We zijn daar een paar dagen met elkaar de woestijn ingetrokken. Twee nachten in een tentenkamp op strooien bedjes slapen. Daar, ver weg van de bewoonde wereld, ver weg van alle luxe, kwam de ommekeer. Woestijnzand tot tussen je billen, overdag extreme hitte, ’s avonds ijzige kou. ’s Nachts hebben we ons gewarmd bij een groot kampvuur. Zingen, praten, luisteren.’’

Bij het kampvuur ontbrandde nieuwe ambitie. De teamgeest keerde terug. De groep stelde vier teamwaarden vast: commitment, focus, fitheid en plezier inclusief ‘er leuk uitzien’. Roken, tot de Spelen van Athene voor veel van de speelsters nog een gewoonte, ging in de ban.

Miek van Geenhuizen: ,,We maakten duidelijke afspraken. Het hockey moest voorop staan. Geen bijzaken meer. Zo heb ik mijn studie mondzorgkunde een half jaar uitgesteld. Maar we legden ook vast hoe vaak je een wijntje mocht drinken, één keer in de twee weken bij het eten, hoeveel tijd je mocht besteden aan interviews en fotoshoots, waar je wel en niet je mobieltje mocht gebruiken. Simpele afspraken over je leefpatroon en over het teambelang dat altijd boven je eigenbelang gaat. Wie verzaakte spraken we er op aan.’’

Ook de mate van inspraak in de manier van hockeyen kreeg een plaats in het ‘olympisch verbond’ van circa vijftien afspraken: als de tactiek is bepaald, mag niemand meer ‘ja maar’ roepen! En: wat te doen bij het onverhoopt overlijden van een eerstegraads familielid? De betrokkene bepaalt, de rest van het team gaat ‘gewoon’ verder! Voor alles gold: verliezers hebben excuses, winnaars hebben een plan.

Lammers: ,,In een paar bijeenkomsten hebben we alle valkuilen, mogelijke tegenslagen, gevaren, risico’s, uitdagingen, vooruitzichten, sterke en zwakke punten in kaart gebracht. Dat wil zeggen: we hebben een levensgrote landkaart gemaakt met alles erop en eraan: de Baai van het Zeuren, de Zee van de Roddel, de Woestijn van het Onverwachte.  In Peking hing die ‘Road to F(l)ame’ in het Olympische Dorp in onze eigen ‘huiskamer’, waar we een ‘thuis’ hadden gecreëerd waar je koffie kon drinken, kranten en glossy’s lezen, spelletjes doen, filmpjes kijken.’’

 

Het ging de coach er nadrukkelijk om dat de speelsters zelf initiatief namen. Dan hoefde hij niets van bovenaf op te leggen en was het effect groter. Van Geenhuizen: ,,Marc is een control-mens, hij wilde alles uitsluiten wat er fout kon gaan. Behandeld als in een kleuterklas? Ach, dat krijg je als een coach je al vanaf je achttiende kent. Later dacht hij dat ik nog steeds achttien was. Hij was streng, maar dat is voor ons misschien ook wel goed geweest. Naarmate Marc langer bondscoach was, veranderde hij, werd hij rustiger. Ik kreeg steeds meer vrijheid. Hij liet mij in het veld helemaal vrij om te doen waar ik goed in was: speelsters passeren op techniek. Hij liet het team op een gezonde manier over alles meedenken, zonder dat het de normale hiërarchie aantastte.’’

Coach-expert Peter Murphy maakte de speelsters aan de hand van zestien zogenoemde ‘action types’ elkaars sterke en zwakke kanten duidelijk. Op die manier herkenden, erkenden en accepteerden ze elkaar beter, en konden ze toch zichzelf blijven. Zo gebeurde het dat twee tegenpolen, de extraverte Fatima Moreira de Melo en de rustige Miek van Geenhuizen per se bij elkaar op de kamer wilden liggen. Ze zouden niet snel met elkaar op vakantie gaan, maar wilden wél samen olympisch kampioen worden en voelden dat ze elkaar nodig hadden. ,,Marc dacht dat wij niet samen gingen, maar dat zag hij verkeerd, wij konden altijd juist goed met elkaar door één deur. Dat verhaal van Marc moet nu eindelijk eens de wereld uit,’’ zo brengt Van Geenhuizen een correctie aan. ,,Fatima en ik hebben nog steeds geregeld contact.’’

De hockeybabes transformeerden in toegewijde, onbaatzuchtige ‘nonnen’. En Lammers boetseerde ze tot een eenheid die rijp was voor de beslissende laatste stappen van een lange olympische mars. Geen mogelijkheid liet hij daarbij ongebruikt om hen de beste innovaties te bieden. Hij experimenteerde eerder al met ‘oortjes’ om bij strafcorners de gewenste variant door te kunnen fluisteren. Zette in de dug-out een videobril op om spelsituaties terug te kijken. Liet zijn speelsters rondlopen met GPS-hesjes, zodat hij wist welke afstanden ze aflegden, probeerde zuurstofmaskers en ‘pufjes’ tegen de Chinese smog uit en dacht aan een infuus om het lichaamsvocht na een inspanning sneller terug op niveau te brengen.

,,Lang niet alles konden we gebruiken bij de Spelen. En sommige nieuwtjes, zoals het gebruik van een infuus, werd verboden. Maar elke innovatie waarmee je twee procent winst boekt, is meegenomen,’’ stelt Lammers. In de dug-out analyseerde hij tijdens de wedstrijden beelden die via een ingenieus camerasysteem zijn laptop bereikten.

,,In Peking hebben ook de ijsbaden en de koelvesten uitstekend gewerkt. Op het veld was het midden op de dag 45 graden Celsius, de speelsters hadden dan gemiddeld een temperatuur van 40 graden, de keepster zelfs 41. Koorts. Sommigen verloren in één duel vier liter vocht. Een uur na de wedstrijd hadden ze nog steeds een hartslag van 150. De ijsbadjes leidden tot een sneller herstel van spieren en lichaamstemperatuur, de hartslag zakte eerder.’’

Meer landen werkten met ijsvesten, maar gaven het uit praktische overwegingen op. Het geheim van Oranje zat ‘m in de koelmachine die DSM had ontwikkeld. Die apparatuur op-wieltjes, die naar de dug-out werd gesmokkeld, bracht de temperatuur van het kraanwater in een paar minuten terug van 28 tot 6 graden. Zo kon Oranje per wedstrijd de voor ijsvesten en ijsbaden benodigde hoeveelheid ijs beperken van 800 tot 300 kilo.

Lammers over een bijkomend voordeel van de ijsbadjes: ,,Het was ook nog eens een sociale aangelegenheid. Speelsters konden hun ergernissen direct op elkaar afreageren. Onder de douche kun je je afzonderen en praat je niet echt met elkaar. Nu was er geen kans om te ontsnappen, om later naar hun vriendjes te bellen en dan over van alles te klagen.’’ Maar, zegt Van Geenhuizen, er was ook een nadeel: ,,Het risico op blaasontsteking was groter.’’

Maartje Paumen speelde met een extra kromme stick, later verboden. Ze joeg de ballen met 130 km/u in het doel. TNO begon met de modernste technieken een onderzoek naar haar ideale houding, vorm van de stick en noem maar op. Lammers: ,,Computeranimaties, wiskundige berekeningen van kniehoeken, rugtorsie, sleepkracht – het was één groot laboratoriumonderzoek.’’

Voor alles vond hij wel een manier om zijn speelsters sterker en weerbaarder te maken. ‘s Morgens vroeg spelen? ,,In het verleden maakte ik mij daar zorgen over. Nu zei ik: Niet over klagen, we gaan slapen met de gordijnen open, zodat we om vijf uur op een natuurlijke wijze ontwaken. Stortregen, zoals in het openingsduel met Zuid-Afrika? Zei Fatima bij de toss tegen haar tegenstander: Heerlijk Hollands weer. Dan stond je al met 1-0 voor. Desnoods speelden deze meiden om twee uur ’s nachts in de regen of de sneeuw.’’

Een tweede keepster vond hij niet nodig, die verbleef buiten het Olympisch Dorp, standby voor noodgevallen. Het gevolg was dat Oranje in de Chinese hitte één veldspeelster meer had om te wisselen. En hoe vaak finale-tegenstander China trainde, was bekend door spionage via Google Earth. Het gedrag van scheidsrechters werd vooraf volledig geanalyseerd. Allemaal zaken waar hij zijn psychologische voordeel mee deed.

Die aanpak voerde Lammers ver door. Zo liet hij soms een scene zien met Al Pacino in de rol van fanatieke American football-coach, uit de film Any Given Sunday: ,,We winnen samen, of we gaan als eenlingen ten onder.’’ Ook schreef hij iedere speelster twee dagen voor het eerste olympische optreden een persoonlijk briefje. En als er in de hoofden van de speelsters iets dreigde mis te gaan, had hij psycholoog Rico Schuijers nog als verstekeling aan boord.

En zo stond Oranje, op vrijdagavond 22 augustus 2008, vier jaar na de onthutsende ontknoping in Athene, opnieuw in een olympische finale. Beter voorbereid dan ooit. Zelfverzekerder, zelfstandiger ook. Je zag het al tijdens het Wilhelmus. De ontspannen gezichten, de knipoog van Maartje Goderie. Het team zat in de gewenste flow, de optimale omstandigheid om topprestaties te leveren.

Charles van Commenée, in Peking chef de mission: ,,Na de gewonnen halve finale heb ik Marc nog wel even apart genomen: Pas op, weet je nog hoe het in Athene afliep? Waak voor euforie, er is nog een finale te gaan. Blijf alert! Zo had ik ze eerder verboden naar de openingsceremonie te gaan. Dat wilden de hockeysters graag, maar als je vier, vijf uur op je benen moet staan, krijg je daar onherroepelijk een weerslag van.’’

De teambespreking duurde kort. Twee minuten. Marc Lammers had niet meer nodig. ,,Ik had geleerd van Athene en gaf ze alleen vertrouwen. Ik zei niet: Je móet winnen, ik zei: Geniet ervan dat je hier staat. Ik dacht niet: als het maar niet misgaat. Ik dacht: het kan niet misgaan. In het stadion was er zo’n lawaai dat ik niet toekwam aan coachen. Dat hoefde ook niet.’’

Oranje bracht China in verwarring door steeds van spelsysteem te wisselen, dan weer met één, dan weer met vier spitsen. ,,Toen onze strafcorner haperde, brak geen paniek uit. Ik had ze in de vier jaar ervoor zo zelfstandig gemaakt, dat ze zelf goede oplossingen kozen. De fysieke én mentale kracht heeft ons de titel gebracht. Ik had bij wijze van spreken tijdens de finale koffie kunnen gaan drinken.’’

Negentien minuten voor het slotsignaal, na het openingsdoelpunt van Naomi van As, barstte het Oranje-feest al los op tribunes van het ‘stadion van het hemelse goud’. Maartje Goderie maakte elf minuten later het werk af, met een doelpunt via haar ‘zwakke’ backhand waarop ze uit eigener beweging zo fanatiek had geoefend.

Terwijl na afloop Viva Hollandia van Wolter Kroes door het luidsprekers galmde, belde premier Jan-Peter Balkenende met aanvoerster Minke Booy. Willem-Alexander, nog in de rol van kroonprins, deelde de medailles uit. Els van Breda Vriesman, destijds voorzitter van het IHF en IOC-lid, vergezelde hem met de kampioensbloemen.

De uitbundige ereronde die volgde had het karakter van een dansgala. So you think you can dance? Yes, we can! Uitblinkster Minke Booy speelde die hete avond in Peking de wedstrijd van haar leven, haar 227ste en laatste interland. De frustratie over Athene was definitief verjaagd: ,,Ik heb van deze Olympische Spelen van de eerste tot de laatste dag genoten.’’

En André Bolhuis? Die zweeg en knipoogde goedkeurend.

Pin It on Pinterest

Share This